vrijdag 5 oktober 2012

Scheuren

Het zijn moeilijke tijden voor de bouw. Inderdaad, zult u beamen, de wereldwijde crisis heeft de bedrijfstak meegesleurd in een neerwaartse beweging: huizen zijn minder waard en er wordt aanmerkelijk minder gebouwd. Maar ik bedoel iets heel anders en zet een verhaal in de steigers over de nationale en bovenal provinciale bouw. Want na het instorten van het Maastrichtse balkon, het dreigende analoge onheil in Brunssum, het krakende parkeerdek in Almere en het wiebelende glazenwassersbakje in het Utrechtse gebouw van Rijkswaterstaat schudt nu weer de Parkstad op haar grondvesten en moet men de poort van een prestigieus nieuw gebouw uit veiligheidsoverwegingen sluiten. Het lijkt het moderne loon van de angst te zijn, zo haal ik het Heerlense drama van vorig jaar erbij. Allemaal kommer en kwel met nieuwbouw en renovatie; zo deed het onlangs gevonden asbest op Kanaleneiland zelfs landelijk veel stof opwaaien.
Nu is het de beurt aan Kerkraadse bouwmeesters om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Nadat technische controleurs de proef op de som hadden genomen, nam de burgervader van het mijnwerkersstadje zijn verantwoordelijkheid. De scholieren moeten uitwijken en bouwen nu op een alternatieve locatie verder aan hun glorieuze toekomst.
Onderhand heb ik schoon genoeg van deze moderne dominostenen. Ik als argeloze burger op veilige afstand vraag me dan af: wat is er aan de hand met de Kerkraadse Campus? Is het gebouw soms ondermijnd door het verleden? Of is het mogelijk de lelijkheid van de moderne vormgeving waardoor het materiaal spontaan barst? Of is de eigentijdse uitvoering van het ontwerp te fragiel? Wie zal het zeggen? Als het niet zo triest was, zouden we ons om zoveel bouwkundige broosheid kolossaal bescheuren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten