Scheuren
Het zijn moeilijke tijden voor de bouw.
Inderdaad, zult u beamen, de wereldwijde crisis heeft de bedrijfstak meegesleurd
in een neerwaartse beweging: huizen zijn minder waard en er wordt aanmerkelijk minder
gebouwd. Maar ik bedoel iets heel anders en zet een verhaal in de steigers over
de nationale en bovenal provinciale bouw. Want na het instorten van het
Maastrichtse balkon, het dreigende analoge onheil in Brunssum, het krakende
parkeerdek in Almere en het wiebelende glazenwassersbakje in het Utrechtse
gebouw van Rijkswaterstaat schudt nu weer de Parkstad op haar grondvesten en
moet men de poort van een prestigieus nieuw gebouw uit veiligheidsoverwegingen
sluiten. Het lijkt het moderne loon van de angst te zijn, zo haal ik het
Heerlense drama van vorig jaar erbij. Allemaal kommer en kwel met nieuwbouw en
renovatie; zo deed het onlangs gevonden asbest op Kanaleneiland zelfs landelijk
veel stof opwaaien.
Nu is het de beurt aan Kerkraadse bouwmeesters
om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Nadat technische
controleurs de proef op de som hadden genomen, nam de burgervader van het
mijnwerkersstadje zijn verantwoordelijkheid. De scholieren moeten uitwijken en
bouwen nu op een alternatieve locatie verder aan hun glorieuze toekomst.
Onderhand heb ik schoon genoeg van deze
moderne dominostenen. Ik als argeloze burger op veilige afstand vraag me dan
af: wat is er aan de hand met de Kerkraadse Campus? Is het gebouw soms ondermijnd
door het verleden? Of is het mogelijk de lelijkheid van de moderne vormgeving
waardoor het materiaal spontaan barst? Of is de eigentijdse uitvoering van het
ontwerp te fragiel? Wie zal het zeggen? Als het niet zo triest was, zouden we
ons om zoveel bouwkundige broosheid kolossaal bescheuren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten