Van alle nieuws dat een tv-journaal brengt, is het
weerbericht het belangrijkste. Want waar schietpartijen in de Verenigde Staten,
aardbevingen in Klein-Azië of verkiezingen in Latijns Amerika ons dagelijks
handelen niet bepalen, doet het praatje aan het eind van het nieuws dat
doorgaans wel. We zien de bui al hangen en pakken een waterdichte jas van de
kapstok. Of een zonnig en warm bericht leidt snel tot ontblote ledematen. Om
over de rest nog maar te zwijgen. Geen wonder dat ik graag het slotpraatje van
de weerman of weervrouw tot me neem. Gewoon nuttige informatie die mijn doen en
laten, binnen of buiten richting geeft.
Maar de laatste tijd wagen de weerkundigen zich meer en meer
buiten de gebaande paden. In plaats van droge meteorologie, gelardeerd met
wolkenfoto’s en buienradar, slaan ze graag humoristische bruggetjes en grappen
en grollen vrolijk door de voorspelling heen. Vooral een bepaalde weerman van
ons provinciale nieuws spant daarbij de kroon. Met een stemmetje dat prima zou
passen bij een voorleesmiddag voor verveelde peuters, plakt hij de ene
weerspreuk aan de andere volkswijsheid. Van avondrood snelt hij geijkt naar
regen in de sloot. Een oud-collega van mij dichtte in het pre-L1-tijdperk reeds
prachtig profetisch de volgende parodie: ‘Al kwaakt de kikker in het riet, dan
regent het morgen… of niet’, en duidde daarmee de naderende onbenulligheid van
de weerjournalistiek. De taalspelende weerkundigen zijn de mindere goden als
het om lolbroekerij gaat. Schoenmaker, blijf bij uw leest, voorspel het weer
zoals het moet en bespaar me de misplaatste poging tot vermaak. Laat de zon
vrolijk schijnen en behoed ons voor onnodige depressies. Zowel taal- als
weerkundig van aard.