vrijdag 30 september 2011

Overbodig

Van alle kledingsstukken die de mannelijke garderobe plegen te vullen is er een die mij in het geheel niet op het lijf geschreven is. Het betreft een naar mijn idee adembenemend overbodig reepje stof. Volgens menigeen maakt kleding de man, onderstreept door de das. Niet mijn parool, ik houd het ding verre van me. Slechts één maal heb ik me bezondigd aan de strop en ik schaam me met terugwerkende kracht. Het was begin jaren tachtig bij een rondleiding door het casino. De das was toen een verplicht attribuut.
Wie zou dit stoffen halssnoer ooit bedacht hebben? Volgens de ene bron betreft het Kroatische soldaten die een afscheidscadeau van vrouwlief ontvingen: het bij ons gebezigde woord kravate verwijst hiernaar. Zelf huldig ik liever het verhaal van de stoere Vikingen die hun onderdanen verplichtten de strop te dragen. Bij wangedrag was opknopen dan een simpele executie. Een andere verklaring stamt uit de hoogtijdagen van Rome. De das bedoeld om de stembanden van de senatoren in conditie te houden. Opdat hun geluid sterk ver zou dragen. Dit verklaart natuurlijk de status van het kostbare stoffen kleinood. Met das ben je helemaal de man. Hoe zich dit in de maatschappij manifesteert behoeft geen betoog. Zowel het dragen ervan als het afwerpen. Denk aan het gebaar van prins Claus.
Mijn afwijzing van het ding houdt derhalve tegelijkertijd een verkapte erkenning in van het statusfenomeen. Beter ware het natuurlijk totaal onverschillig te blijven en deze tekst niet te schrijven. Maar alla, in onze moderne tijd is het allemaal niet meer zo strak. Gelukkig maar, het al dan niet dragen van een stropdas is tegenwoordig allerminst een halszaak.

donderdag 22 september 2011

Domkoppen

‘Poedel versus Kleuter’ opent het dagblad voor de Limburger.
Een kop zonder hoofd.
Het dagblad voor de Limburger honoreert aldus de debilisering van de politiek en doet zelf een stevige duit in het zakje.
De algemene beschouwingen laten zoveel meer zien dan alleen deze kinderlijke pesterij vanuit het populistische kamp. Maar ingaan op de inhoud, dat vraagt denkvermogen van zowel lezer als schrijver. Denken is in deze tijden niet populair. De prolongatie van de debilisering middels een kop zonder hoofd. Makkelijk scoren middels een inkoppertje.

vrijdag 16 september 2011

Op tijd

Met een zee van tijd is actie voor mij geen optie. Ik geniet het heerlijke moment en laat het werk nog even rusten. Maar de tijd neemt een loopje met mijn ontspanning en tikt me onverbiddelijk op m’n schouders. Dan rinkelen alle bellen en ga ik over tot de orde van de dag. Dat wil zeggen, er moet plots van alles en nog wat gedaan worden. Geen nood, ik pak het op en regel wat er te regelen valt. Oké, hier en daar een tikkeltje laat, maar kwalitatief beslist aan de maat. Want ik ben het type dat onder druk juist het best presteert. Stress geen probleem want juist gestrest het best. In de morgen pruttelt de motor, in de middag komt de machine op stoom, in de avond draai ik overuren.
Ik ben erfelijk belast. Mijn vader placht ook rust te vinden door het beste te bewaren voor het laatst. Een afspraak maken, de reistijd inschatten en precies op tijd vertrekken. Als een goed spoorman betaamt op het nippertje maar nimmer de boot gemist. 
Mijn betere helft kent een ander ritme. Geen rust voordat het werk gedaan is. In de ochtenduren driftig in de weer terwijl ik nog een kopje inschenk. Zij benut haar tijd, huldigt het gezegde ‘haastige spoed is zelden goed’ en gaat pas na gedane arbeid met een boek op de bank. Ik maak me vervolgens gejaagd uit de voeten en vertrek naar een ander vertrek waar werk aan de winkel is.
We vullen elkaar aldus prima aan, ik hoef dagelijkse activiteiten niet te vervroegen. Ook al zou ik dat willen, na jaren van ingesleten vertraging is het voor verandering toch te laat.

dinsdag 6 september 2011

Gebrek

O. den Beste, ex-leraar Duits: 'Het is definitief fout gegaan
in het onderwijs toen de leraren
in de klaslokalen van de podia zijn afgedaald !'
Er is een groot gebrek aan mannelijke leerkrachten, zo berichtten de media vandaag. Waar ligt dat toch aan?, zo vraagt men zich af in onderwijsland.
Een tweetal jaar geleden heb ik mezelf opgeworpen om hier iets aan te doen. Ik schreef me in voor de opleiding docent basisonderwijs. In de aanloop werd me het verschil tussen de motivatie van meester en juffrouw duidelijk. Daar waar de juf wil tutten met het grut, wil de meester graag de kinderen iets leren. En inderdaad, kennis overdragen, dat was mijn drijfveer.
Al vrij snel na aanvang kwam ik een aantal tekortkomingen van mijn opleiding tegen. Ik som ze op:
- Hogescholen hebben hun oorspronkelijke doel ‘onderwijzen’ ondergeschikt gemaakt aan het gangbare doel ‘geld verdienen’ (hoe meer cursisten, hoe meer geld), waardoor de kwaliteit van de school niet meer al te hoog is;
- Het opleidingsinstituut was onderhevig aan erosie als gevolg van een politiek samensmeltingproces. Scholen moeten efficiënter werken, een fusie van scholen  ligt voor de hand;
- De norm wordt bepaald door het overschot aan bakvisjes dat graag voor de klas wil staan. Het volwassenenonderwijs wordt aldus flink kinderachtig naar beneden toe bijgesteld;
- De docenten uit de ‘softe categorie’ voeren op de pabo de boventoon. Voor hen geldt: kinderen entertainen is belangrijker dan kinderen onderwijzen;
- De echt goede docenten (vakdocenten rekenen, taal en aardrijkskunde/geschiedenis) komen op het tweede plan. Niet vreemd dat deze mensen hun ambities bijstellen en aan de lerarenopleiding in hun discipline vakdocenten willen klaarstomen;
- Eigen kennis en vaardigheid zijn niet belangrijk. Ik heb twee keer een toets gemaakt om het gehalte van mijn kennis te bepalen. Ik scoorde beide malen veruit het beste van alle studenten. Deze toets was twee jaar geleden slechts indicatief, op dit moment is deze toets helemaal geschrapt. Kortom: het is klaarblijkelijk niet belangrijk dat je iets weet;
- In het land van de onderwijskunde wordt heel dogmatisch aangekeken tegen het begrip onderwijs. Er is maar één methode de beste, terwijl de praktijk laat zien dat er meerdere wegen zijn die naar Rome leiden. De kunst voor een docent is juist om voor elke leerling apart in te schatten hoe hij het beste tegemoet kan komen aan de manier waarop het kind het beste leert. Maar onderwijskundigen doen hun werk niet voor niets. Hun duurbetaalde noeste arbeid moet immers te gelde gemaakt worden. We hebben alle veranderingen in  de praktijk van onderwijsland voorbij zien komen. Mammoetwet, middenschool, studiehuis, enzovoort. Het heeft het onderwijs nimmer beter kunnen maken. Lang leve de theoretische starheid van de wetenschap!
- Lesgeven aan onderbouw en bovenbouw zijn twee aparte takken van sport. Op de pabo zijn beide disciplines verbonden waarbij de nadruk eerder op de onderbouw ligt dan op de bovenbouw. Als ik zo vrij mag zijn te constateren, immers, het merendeel van de studenten heeft daar zijn hart liggen. Of beter gezegd, haar hart.

Al deze zaken bijeen hebben mij anderhalf jaar geleden doen besluiten het onderwijs de rug toe te keren. Als kennisoverdracht niet alleen ondergeschikt gemaakt wordt, maar meer en meer als irrelevant terzijde geschoven, dan kan mijn beslissing de enige juiste zijn. Ik wil mijn energie niet verspillen aan leegheid, het zou tegen mijn natuur ingaan.
Ook in de samenleving als geheel zien we een tendens die zegt dat het er niet om gaat wat je weet en kunt, maar dat je kunt aantonen wat je ooit geweten en gekund hebt. Dat dit leidt tot een teloorgang van het niveau van de mensen die onze samenleving moeten dragen, is evident. In onze cultuur ligt de nadruk eenzijdig op de economie. Prachtig geïllustreerd door een juffrouw op mijn stageschool. Ze had een oud-leerling gesproken die filosofie was gaan studeren. Haar oordeel: filosofie? Maar daar kun je toch geen geld mee verdienen?
Het is maar goed dat onze samenleving amper filosofen kent. Mochten deze stoffige lieden doorsijpelen tot in het onderwijs, het zou alleen maar kunnen leiden tot het verpesten van de jeugd. Precies zoals Socrates in de klassieke tijd heeft gedaan.
De filosofen van de verlichting, zij koesterden de idealen zelfontplooiing, kennisontwikkeling en bijgevolg mondigheid. Het verheffen van de geest van het volk leidt tot de bevrijding van het aan domheid geketende individu. Maar de productiviteit van de markt is juist gebaat bij de loonslaaf die kritiekloos en zwijgzaam zijn nederige lot accepteert. In ruil daarvoor krijgt deze de kans ongebreideld te consumeren. Lang leve het ideaal van goedkoop genotzucht. Leer het kroost niet meer dan noodzakelijk is voor het welslagen van het overkoepelende project van de markt. De mammon dient immers gediend te worden. Hersenverweking in plaats van verheffing van de geest.
It’s the economy, stupid!, zo luidde in de jaren negentig een slogan in de Verenigde Staten. Het is de economie die dom maakt, zo zou ik in het Nederlands willen parafraseren. Geld staat in onze samenleving hoger dan menselijke wijsheid. En daar ligt het werkelijke gebrek.

zondag 4 september 2011

Tachtig


Het is een mijlpaal in een mensenleven. Tachtig jaar. Als je deze leeftijd bereikt, dan behoor je tot de sterken. Hoewel steeds meer mensen erin slagen de acht kruisjes vol te maken, is en blijft het nog altijd een respectabele leeftijd. Tachtig jaar.
Voor een kind duren tachtig jaar nog eindeloos lang. Ik herinner me goed toen ik acht was en dacht: ‘Tachtig dat is tien keer zo oud en lekker ver weg. Ik heb nog zeeën van tijd.’ Toen ik acht was, was mijn ene oma vierenzestig. Acht keer acht, zo wist ik. Zij was wel oud, maar nog steeds zeer vitaal. Mijn andere oma spande de kroon, zij was maar liefst tien keer zo oud als ik. Die was pas echt oud en dat was ze ook. Ik wist me veilig, met zo’n oma’s kon mij immers niks gebeuren. De tijd was aan mijn zijde.
Ongeveer tien jaar later kreeg mijn vader te kampen met hartproblemen. Als vijftiger zat hij in een gevaarlijke leeftijd en hij moest iets rustiger aan gaan doen. Mijn vader was een actieve en sportieve man, hij was in een goede conditie. ‘Maakt u zich geen zorgen, u kunt gemakkelijk tachtig worden’, zo sprak zijn cardioloog hem geruststellend toe. Profetische woorden want vier jaar geleden kon ik mijn vader gelukwensen met het behalen van deze gezegende leeftijd.
Nu is mijn moeder aan de beurt. Op het moment dat u deze woorden leest vieren we haar tachtigste verjaardag. De tijd schrijdt onverbiddelijk voort, maar mij moet het volgende van het hart: mensen van tachtig, op de een of andere manier worden ze telkens jonger. En dat vind ik prachtig.