Nu ik de magische grens van vijftig gepasseerd ben, mag ik
stiekem hopen dat de jaren van het verstand gekomen zijn. Maar ik word al snel
pijnlijk met de neus op de feiten gedrukt. Tijdens het happen in een onnozel
gerechtje kraakt er iets hards tussen mijn kiezen. Kan niets anders dan het
allerachterste exemplaar zijn dat al sinds geruime tijd niet meer lekker in
zijn vel zit. Dat wil zeggen, met het puntje van mijn tong voel ik waar het
ongerief vandaan komt. En alsof de duivel ermee speelt begint het na enige
dagen te zeuren. Ik consulteer mijn tandarts en maak een afspraak. Een
geruststellend idee, geen centje pijn.
Als ik in de stoel naast de vervaarlijke boren zit, borrelt
er plots een doemscenario op. Een woest ploeterende kaakchirurg verschijnt voor
mijn geestesoog. Ik word een tikkeltje nerveus, maar gelukkig komt spoedig de
bevrijding. De tandarts inspecteert het ongerief en verklaart enthousiast dat
de rotzak eigenhandig verwijderd kan worden. Ik laat snel het achterste van
mijn tong zien en maak ruim baan voor tang, beitel, hamer, sikkel en wat kies
meer zij. Na flink wat trek- en duwwerk geeft de boosdoener de geest. Dat had
ik althans gehoopt, de wortel van het kwaad zit nog stevig op zijn plaats. Na
nog een kwartiertje sjorren – ‘Geef mij even de tandvleesschaar!’ – staakt het
tandheelkundige team de bloederige strijd. Ik krijg alsnog het vooruitzicht van
de kaakchirurg voorgeschoteld, doch bedank vriendelijk voor de eer. Ik zie er
geen gat in, keer met het verstand op nul huiswaarts, slik een gezonde dosis
pijnstillers en zoek de frisse buitenlucht op. Even een ommetje maken… op mijn
tandvlees.