Niets is zeker, laat ik maar meteen duidelijk zijn. In onze
door angst beheerste levens zijn we permanent op zoek naar houvast. Onze
dagelijkse routines bepalen voor een groot gedeelte hoe we invulling geven aan
onze tijd. Alleen vanuit een veilige basis durven we iets nieuws te ondernemen,
voorzichtig een voet buiten platgetreden paden te zetten. Zucht naar avontuur
verbreedt deze basis telkens weer waardoor de zekerheden toenemen en de angst
verder achter de horizon verdwijnt.Maar als aan zekerheden getornd wordt, slaat de schrik om
ons hart. Plots worden we geconfronteerd met het gegeven dat de basis smal en
wankel blijkt. In onze schijnveiligheid doemt de onzekerheid op als een
monster, alles en iedereen verzwelgend in één verwoestende handeling.
Allemaal erg abstract, zult u denken. Maken we het concreet,
dan kunnen we de zekerheid herkennen in ons waardevaste spaargeld, al dan niet
gedeponeerd op een buitenlandse bank. Zoals we inmiddels genoegzaam weten is de
financiële vrijmarkt aan te wijzen als het losgeslagen monster. In eerste
reactie krijgt de politicus die het wildebeest temt alle hoon over zich heen,
maar een nadere beschouwing leert ons dat hij ons behoedt voor verder
toekomstig dwalen. Hij heeft een sjabloon van stevig koper gesmeed waarmee hij
toekomstige gewetenloze geldzuchtigen kan beheersen en hun ‘investeringen’ kan
reduceren tot werkbare proporties die onmiskenbaar risico’s bevatten. De
zekerheid van de belastingbetaler die het kaartenhuis overeind houdt is
teruggebracht tot wat het moet zijn: een allerlaatste redmiddel in geval van
nood en geen gemakzuchtig sjabloon dat te pas en te onpas kan worden ingezet.
De handeling van onze minister van geld geldt als blauwdruk dat niets zeker is
in deze wereld.