maandag 16 mei 2011

Het antieke damspel

Op het moment spelen de twintig beste dammers in anonimiteit hun partijen om de wereldtitel. Terwijl het nationale nieuws gedomineerd wordt door het landskampioenschap van de vrienden van de lederen kogel, zitten in een etablissement in Emmeloord een paar mannen van middelbare leeftijd uit te blazen van een fietstocht. Zich niet bewust van het gegeven dat enkele meters verderop een heus wereldkampioenschap in een andere discipline plaatsvindt. Hoe zou dat komen?
Terwijl het in de jaren zeventig gebruikelijk was het nationale damkampioenschap uitgebreid te verslaan in dagbladen, vinden we nu incidenteel een bericht over het dammen waarbij de strekking meer een rariteitenkabinetsfeerverslag betreft dan een serieuze benadering van een prachtige denksport. Terwijl de helden van nu hun noeste denkarbeid verrichten, blader ik bij het boekenstalletje door enkele historische werken. Ik zie vijf exemplaren van Sijbrands’ Topprestaties liggen (1968), twee exemplaren van Roozenburgs meesterwerk van zijn eerste wereldkampioenschap (1948) en zelfs een drietal exemplaren van het antieke standaardwerk van De Haas en Battefeld (1908).

Gelukkig heb ik deze drie boekwerken reeds in mijn bezit, zodat ik de beurs kon benutten om de inwendige mens te versterken. Thuisgekomen kan ik het niet laten het oudste boekwerk nog eens ter hand te nemen en het ontstaan van damgeschiedenis te genieten. Ik speel de partij van de auteur, Jack de Haas (wit) tegen de toenmalige wereldkampioen Isodore Weiss. Het commentaar is de moeite waard over te hevelen naar deze moderne tijd.

1. 33-28 18-23 2. 31-27 17-21

Sterker is 20-24 bij, het behandelen van de Hollandsche opening hebben wij dit uitvoerig uiteengezet.

3. 39-33 12-18 4. 44-39 7-12 5. 37-31 2-7 6. 31-26 20-24 7. 26x17 11x31 8. 36x27 15-20



14-20 is sterker, zwart wordt opgesloten aan zijn langen vleugel of hij krijgt een schijf op ruit 25 wat in deze stelling nadeelig is.

9. 34-30 6-11 10. 30-25 10-15 11. 41-37 11-17 12. 47-41 7-11 13. 41-36 1-6 14 37-31! …



Hier is een voorbeeld uit de praktijk, waardoor men de waarde van een tempo-zet kan beoordelen. Speelt wit nu 50-44, zwart 17-21, wit 37-31, zwart 21-26 en wit moet 40-34 of 42-37 spelen. Beide zetten zijn zwak.

14 … 4-10 15. 50-44 24-29

De stand van zwart is ongunstig, hij is gedwongen 24-29 te spelen. Een zwakke zet! Op 17-21 speelt wit 31-26 en zwart wordt opgesloten aan zijn korten vleugel, hij moet 24-29 spelen. Wit mag niet spelen 46-41 om het volgende: wit 46-41, zwart 17-21, wit, indien hij niet opgesloten wil worden, 31-26, zwart 23-29, wit 26x17, zwart 11x31, wit 36x27 en zwart maakt dam met 16-21, 18-22, 12x21, 24-30, 19x46 met dam.

16. 33x24 20x29 17. 39-33 14-20 18. 25x14 9x20 19. 33x24 20x29 20. 44-39 10-14 21. 39-33 14-20 22. 33x24 20x29 23. 35-30 5-10 24. 40-35 10-14 25. 49-44? …



Wit ziet niet de waarde van den stand van zwart, wit had moeten spelen 30-25 dan had zwart zijn schijf op de ongunstige ruit 29 behouden.

25 … 17-22!!

De wijze waarop Weiss thans speelt is inderdaad prachtig, de eene schitterende zet volgt onmiddellijk den anderen, het is een studie overwaard.

26. 28x17 11x22 27. 30-25 29-34



Prachtig! Wit kan niet op dezen schijf loopen, daar zwart met 22-28 een schijf zou winnen. Evenmin 31-26; zwart zou antwoorden met 34-40, 23-28, 18x49 dam, de eenigste goede zet voor wit is 27-21, zwart 16x27, wit 32x21, zwart 22-27, wit 31x22, (wit kan niet 21x32 slaan, zie vorige damzet) zwart 18x16, wit 44-39 en wint zijn schijf terug.

28. 43-39 34x43 29. 38x49 19-24! 30. 31-26 …

Wit ziet het gevaar niet.

30. … 22x31 31. 36x27 …



31. 14-20!! 32. 25x14 24-30 33. 35x24 23-29 34. 24x33 13-19 35. 14x23 18x47

Een prachtige slagzet; maar mooier dan de zet is het systeem van spelen in deze partij van Weiss, alleen een meester in het slagspel kan zoo spelen.


De auteurs zijn getuige van het ontstaan van een standaardcombinatie. Het zetje van Weiss is geboren. Toen een openbaring, nu bagage van elke zichzelf respecterende clubdammer.

In de Noordoostpolder bevolkten op de vrije zaterdag een vijfentwintig toeschouwers de speelzaal. In de jaren zeventig was dit aantal beduidend hoger. En in 1948, het jaar waarin Roozenburg als een ware sjah over het damspel heerste, waren in Heerlen meer dan duizend man getuige van het feest. Ik citeer uit het toernooiboek van de eerste naoorlogse Nederlandse wereldkampioen:

Als hoogtepunt, sloeg de 11e ronde alle vorige records, wat belangstelling betreft ‘mijlen’. De partij Roozenburg – Ghestem diende als trekpleister voor 2000 bezoekers! Eén of meer malen zijn zij de monumentale trap van het trotse gebouw op- en afgegaan, alvorens deze trap dienst deed als tribune voor ca. 500 personen om Roozenburgs uiteenzettingen te volgen. Een machtig, imposant gezicht! Een historisch moment in onze nationale en internationale damgeschiedenis! Tevens in die van het Heerlense stadhuis.

Gelukkig kunnen we aanvoeren dat de tegenwoordige damtoeschouwer het spektakel live vanuit de luie zetel kan volgen. Het digitale tijdperk heeft z’n zegeningen. Mag het damspel aanschuiven in de sporten van de spruitjeslucht, ik weet dat menigeen in de moderne maatschappij het oude op waarde weet te schatten. Het antieke damspel volledig op zijn plaats, in een eigentijds digitaal jasje.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten