Op een rustige namiddag loop ik tijdens een
van mijn wandelingen langs de muur van het eeuwenoude katholieke complex in
onze Parkstad. Voor mij kuiert een viertal druk in gesprek gewikkelde
wandelaars. Plots duikt tussen hen een wielrenner tevoorschijn. Als een
duveltje uit een doosje sprint deze sportieve senior soepel bergop, zijn
conditie opkrikkend dan wel trainend voor een of ander veteranenevenement.
Ik was het even vergeten, maar sinds het Nederlands
wielerkampioenschap heeft onze regio een geasfalteerd bospad erbij. Waar
vroeger sportiviteit in het bosquet Rolduc louter bestond uit rondjes rennen
door middelbare scholieren tijdens gymles, heeft men dit nu uitgebreid met een
professionele activiteit op het hoogste nationale niveau. De nieuw gecreƫerde
col fungeert sinds deze zomer als scherprechter voor de goed getrainde renner.
Passend Duivelsbosch gedoopt om te dienen als diabolische kuitenbijter voor de
strijdlustige rijder tijdens de grote finale.
Ik vind het contrast prachtig. Het heilige
oord getransformeerd tot het profane parcours van de bokkenpoot. Als een heer
op kop, een biefstuk in je kruis en met de duivel op je hielen.
Tijdens het lopen moet ik ineens denken aan
een voormalig politiek leider van het CDA. Dries van Agt droeg zijn geloof uit,
ook op de fiets. Want hij was een liefhebber van de katholieke volkssport bij
uitstek: het wielrennen.
Ik herinner me in het bijzonder een uitspraak
van hem waarvan de betekenis nu volledig duidelijk wordt. Want reeds in de
jaren zeventig moest hij geweten hebben hoe zwaar het trappen langs het complex
zou moeten zijn. Maar als volleerd fietser was hij toen al wars van vrees voor
deze helse klim. Getuige zijn spreuk: ‘Voor de duvel niet bang!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten